Déjà vu

Het is niet mijn bedoeling om in mijn blog door mij gelezen boeken te bespreken of daar uitgebreid aandacht aan te besteden, behalve dan de Ideëen deeltjes van Multatuli. En voor deze ene keer ook ‘De Essays‘  door Michel de Montaigne (1533-1592). Ik stel met nadruk: gelezen. Dus niet bestudeerd. Voor het laatste zou ik veel meer tijd nodig hebben gehad. De in het Nederlands vertaalde essays beslaan namelijk 1477 pagina’s.

Zowel de essays van Montaigne als de Ideëen deeltjes van Multatuli kan ik koppelen aan de titel van deze blog. Niet in de psychologische, neurologische betekenis van déjà vu, maar in het algemene, dagelijkse gebruik: ‘ik heb dat eerder gezien’, ‘dat komt mij bekend voor’. En omdat het hier over gelezen boeken gaat is ‘déjà lu’ een m.i. nog betere term: ‘waar heb ik dat eerder gelezen’ en ook: ‘dat is herkenbaar’. In het geval van de Essays en de Ideëen kan heel vaak een verband worden gelegd met ontwikkelingen en gebeurtenissen m.b.t. huidige politieke, economische, sociaal-maatschappelijke, culturele en meer van die maatschappijleer-gerelateerde zaken.

De Essays

Hieronder volgen enkele wetenswaardigheden op een rijtje waarvoor ik gebruik heb gemaakt van een lemma over Montaigne in Wikipedia en de inleiding en het nawoord in het door Hans van Pinxteren vertaalde werk:

  • Montaigne begon met de essays in 1571. Hij heeft er tot aan zijn dood in 1592 aan gewerkt met aanpassingen en aanvullingen
  • De definitieve versie was het zogenaamde ‘exemplaire de Bordeaux‘ (Franstalige site), gevonden in de bibliotheek van Bordeaux aan het eind van de 18e eeuw en gepubliceerd in 1774
  • De eerste druk van het in het Nederlands vertaalde werk werd in 2004 gepubliceerd. Ik las een exemplaar uit 2010, met een nawoord van Afshin Ellian (rechtsgeleerde, filosoof, dichter)
  • De finale versie van de essays bestaat uit 3 boeken
    • Boek 1: 57 essays, p. 15-403
    • Boek 2: 37 essays, p. 407-966
    • Boek 3: 13 essays, p. 969-1377

In ‘Aan de lezer’ (1 maart 1580) waarschuwt Montaigne de lezer dat de essays bestemd zijn voor vrienden en verwanten. Hij beschouwt het boek zelf als een soort dagboek en stelt ietwat provocerend: ik ben zelf de stof van mijn boek; u zou wel gek zijn uw tijd te verdoen met een zo frivool en ijdel onderwerp.

In ‘Toelichting. Het zelfportret als levenswerk’ geeft de vertaler van Pinxteren onder meer de volgende feitelijkheden:

  • Montaigne werd geboren onder de naam Eyquem, maar voerde de adelijke titel van zijn overgrootvader: de Montaigne
  • hij sprak eerder Latijn dan Frans
  • werd lid van het gerechtshof in Bordeaux van 1554-1570
  • zijn boezemvriend was Étienne de La Boétie (humanist, jong overleden in 1563). Deze heeft de ontwikkeling van een humanistische levenshouding bij Montaigne mede beïnvloed: een eigenzinnige levenshouding, gebaseerd op ideëen van denkers uit de Oudheid, getoetst door de rede en ervaring
  • hij streefde naar behoud van onafhankelijkheid en eigen vrijheid. Hij kon zich dat veroorloven vanwege de erfenis van het landgoed en kasteel van zijn vader
  • bestudeerde de klassieken in zijn rijk met boeken (± 1000) voorziene bibliotheek in een torentje van zijn kasteel
  • was 4 jaar burgemeester van Bordeaux (1557-1561) en trad, meestal op eigen verzoek onbezoldigd, op als diplomaat, bemiddelaar en adviseur in politieke kwesties voor bijvoorbeeld vorsten
  • de essays ontstonden in een bewogen tijd in Frankrijk: strijd tussen katholieken en protestanten (hugenoten), burgeroorlogen (1562-1598); maar ook bewogen in de rest van ‘Europa’ (religie, wetenschap, ontdekkingsreizen, enz.). Reacties hierop zijn bijvoorbeeld inquisitie, tanende euforie en minder geloof in de vooruitgang
  • 1 van de hoofdthema’s in de essays is ‘de veranderlijke mens in een veranderende wereld’
  • tegenstrijdigheden in de essays werden mede veroorzaakt door de interesse van Montaigne in 3 filosofische leren: stoïcisme (geluk door gelaten leven zonder hartstochten), hedonisme (genieten van het moment), scepticisme (aan alles twijfelen, ‘Que sais je?’). Hij neemt het ‘ken uzelf’ naar de letter
  • Montaigne laat zien dat ‘absolute, onvergankelijke normen en waarden een illusie zijn’ (p. 1391)
  • hij probeert al pratende (met en tegen de lezer) tot een bepaald inzicht, begrip of waarheid te komen. Hij moet telkens weer erkennen dat dat niet echt lukt
  • De Essays (kunnen worden voorgesteld) als een compositie van gedachten, invallen en commentaren van de schrijver zelf, verweven met stemmen die in de Oudheid hebben geklonken, en die hij parafraseert of vertaalt.’ (p. 1393).
  • enkele, in willekeurige volgorde gegeven, voorbeelden van de in de Essays besproken onderwerpen: dronkenschap, kannibalen, onderwijs, geweten, lichaamsbeweging, angst, geluk, de dood, opvoeding, koetsen, spijt, nut, eerlijkheid, ijdelheid, duimen, traditie, roem, de overheid, eenzaamheid, geuren, boeken, ervaring, ouderdom, smaak, deugdzaamheid, paarden in de oorlog, enz.’. De titel van een essay dekt echter niet altijd de lading, omdat Montaigne vaak zijpaden inslaat en de weg terug naar de titel niet altijd volgt of weet te vinden.

Motto van Montaigne: Wat weet ik? Bron

‘Nawoord. De eeuwige mens bestaat niet’ (door Afshin Ellian)

  • Seneca: ‘het eerste uur, dat ons het leven gaf, nam het ook weg’, en Montaigne komt op basis van dat aforisme tot de conclusie ‘dat aan de dood bouwen de permanente taak van ons leven is. Nu de dood zo meedogenloos in het leven is genesteld moet men op zoek gaan naar het goede leven.’
  • De vraag ‘Hoe kunnen wij in dit korte bestaan het goede leven leiden?’ staat voor Montaigne centraal. Juist nu n.a.v. onze omgang met de islam de discussie over tolerantie opnieuw is opgelaaid, is het wellicht verstandig om ons te verdiepen in essays van een man die in een tijd van intolerantie en godsdienstconflicten naar verdraagzaamheid en vrijheid zocht.’ (p. 1402)

Deel uit de tv-serie ‘Durf te denken’ van de omroep HUMAN over filosofen (8-10-2011). In dit geval over Michel de Montaigne met commentaar van filosoof Joep Dohmen

Ideeën van Multatuli. Vijfde bundel.

In mijn blog van 15 oktober 2016 gaf ik, in de vorm van citaten uit de ‘Nawoorden’ van J.J. Oversteegen, samenvattingen van de tot dan toe gelezen Salamander-deeltjes (1-3) van de ‘Ideeën van Multatuli’. Hieronder volgen citaten uit het nawoord van Oversteegen bij de ‘Vijfde bundel’.

  • wat mij betreft, en tot nu toe, het minst interessant en weinig lezenswaardig deel in de Ideëen-serie. Sommige stukken zijn eigenlijk niet om door te komen, met name ‘die, vaak rondweg onzinnige, beweringen over de taal en zijn herkomst.’ (p. 345)
  • ook de ellenlange kritische analyse (bijna 100 pagina’s) van Floris V, een treurspel van Willem Bilderdijk is door mij met veel moeite verwerkt. Misschien is het een stuk dat nog eens moet worden nagelezen. Oversteegen namelijk schaart zich volmondig achter het vernietigende oordeel van Multatuli: ‘Is er ooit (…) een zo afdoende aanslag gepleegd op een overschat schrijver als deze, diabolisch knap in elkaar gezette, analyse van Bilderdijks toneelstuk?’ (p. 346).
  • door die analyse en veel aandacht voor taaie taalkundige problemen is het in deel 4 beloofde vervolg van de Woutertje Peterse geschiedenis niet helemaal uit de verf gekomen. Wel vermakelijk en een genoegen om te lezen is ‘de beschrijving van de sfeer ten huize van de familie Holsman’ waar Woutertje op bezoek is.

Gelezen boeken

  • Het geheugenpaleis: de vergeten kunst van het onthouden, Joshua Foer, 2011
  • Morten, Anna Levander, 2011, publikatie i.h.k.v. Nederland Leest 2016
  • Liefde en schaduw, Isabel Allende, 1984, publikatie i.h.k.v. Nederland Leest 2016
  • Van wie is het Wilhelmus? De auteur van het Nederlandse volkslied met de computer onderzocht, Mike Kestemont, Els Stronks, Martine de Bruin, Tim de Winkel, 2017
  • Ideeën van Multatuli: vijfde bundel’ (Salamander, #643, 1986, nrs. 1047-1080), Multatuli, 1877
  • Wat u wilt, Shakespeare (vert. Gerrit Komrij van As you like it, 1990), 1599-1600
  • Koning Lear, Shakespeare (vert. Gerrit Komrij, 1990), 1605-1606
  • De essays, Michel de Montaigne, 2004 (vertaald uit het Frans door Hans van Pinxteren, geschreven tussen 1571-1592 en voor het eerst gepubliceerd in 1580)