Netwerk Oorlogsbronnen


De bijdragen die ik lever aan projecten, zoals eerder in mijn blogs beschreven, bijvoorbeeld het digitaliseren van de Kamp Vught administratie, brengen weer andere interessante onderwerpen en kennisverrijkende mogelijkheden onder mijn aandacht. Zoals de 3e Netwerkdag voor het Netwerk Oorlogsbronnen (NOB) op 16 November 2017 l.l. met het thema: ‘Digitaal? #Hoedan? Van data naar informatie’ (de tag #hoedan is door Arjen Lubach gelanceerd in zijn politieke komedie-programma ‘Zondag met Lubach’), gehouden in het gebouw de Tolhuistuin langs het IJ in Amsterdam-Noord. Een impressie en samenvatting van de Netwerkdag worden gegeven door de organisator van deze dag. Inclusief de presentaties. Degenen in het publiek, die van de getoonde ‘slides’ met hun mobieltje foto’s namen, hebben hun energie verspild en soms het uitzicht van de achter hen gezetenen gehinderd.
Nee, dan ik, die met een ouderwets blocnote en pen zijn aantekeningen maakte temidden van 160  congresgangers. Belangrijke rede-nen, die ik hiervoor wil aanvoeren, zijn het vergroten van de concen-tratie en wakker blijven. Vooral nuttig na de lunch. Hieronder enke-le van die aantekeningen, die, vrees ik, vooral voor mijzelf van belang zijn en, vanwege mijn handschrift, alleen door mij ontcijferbaar.

  • In het welkomstwoord legde Puck Huitsing, programmadirecteur van het NOB, de nadruk op het feit dat het Netwerk (inmiddels 57 deelnemers) niet alleen de informatie van al de verschillende oorlogsbronnen (>10 miljoen) die in Nederland over en m.b.t. de 2e WO beschikbaar zijn digitaliseert (‘wij zijn geen scanboer’), maar ook hard werkt aan het leggen van verbanden tussen al die informatie-eenheden (‘entiteiten’ in het vakjargon). Huitsing kon het in haar openingstoespraak niet laten om een anekdote te vertellen over een beeldje bij het toenmalige gebouw van Ahold in Zaandam uit haar tijd als werknemer bij dat bedrijf. Het beeldje, Beppie genaamd, stelt een huisvrouw voor die 2 zware boodschaptassen sjouwt. De inscriptie in de sokkel luidt: ‘Opdat wij nooit vergeten voor wie wij werken’. Ik vermoed dat de programmadirecteur wilde duidelijk maken dat het Netwerk niet moet vergeten voor wie al het scannen, koppelen en delen van data en informatie bedoeld zijn: de gebruikers van de database in wording.
  • In de daaropvolgende, plenaire, presentatie deed Edwin Klijn, programmamanager van het NOB, uit de doeken op welke wijze de beschikbare informatie-eenheden kunnen worden ontsloten en koppelingen kunnen worden gemaakt tussen die ‘entiteiten’ (verrijken). Daarvoor wordt uitgegaan van het veel beproefde systeem van wat (trefwoorden, thesaurus), waar (plaatsen, locaties), wie (personen) en wanneer (momenten, gebeurtenissen). Voor een goede samenwerking in het NOB zijn 10 geboden opgesteld, die bij sommigen in het publiek wat hilariteit opwekten en voor enkelen misschien zelfs ietwat blasfemisch in de oren klonken (‘Gij zult …’), maar toch wel degelijk in dit verband op hun plaats waren. Bijvoorbeeld de noodzaak van standaardisering, het gebruik van persistent identifiers (vaste, onveranderlijke URLs) en de vrije beschikbaarheid van de informatie (‘open data’), uiteraard met inachtneming van de privacy.
    Uiteraard, zoals het een programmamanager betaamt, werd ook een overzicht gegeven van lopende projecten en een vooruitblik op het nieuwe programma voor 2018 en verder. En dat allemaal, voorlopig althans, gericht op Nederland in de 2e WO. Wel wordt al voorzichtig verkend op welke wijze ‘onze’ bronnen kunnen worden gelinked met en aan bronnen in andere landen en van internationale organisaties en instituten.
  • De tweede plenaire presentatie, ‘De virtuele cultuurbezoeker #wiedan?’ (zijn er ook hashtags voor waardan en watdan?) werd gegeven door Jos de Haan, die bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) onderzoek doet naar cultuurparticipatie en mediagebruik en daarnaast hoogleraar ICT, Cultuur en Kennissamenleving aan de Erasmus Universiteit Rotterdam is. Opvallend was dat hij bij slides met statistieken wat ik als rood zag donker noemde en bruin-geel groen. Wie van ons enigszins kleurenblind is durf ik niet te zeggen. Soit. Ernstiger vond ik dat de nogal ‘droog’ gepresenteerde cijfers over het gebruik van media en culturele zaken gedateerd waren: 2009. De statistieken betroffen onder meer het gebruik dat in Nederland wordt (werd is in dit geval beter op zijn plaats) gemaakt van informatie over erfgoed. De Haan gaf niet hoog op van informatie-vaardigheden, met name bij jongeren, die wel handig zijn met bijvoorbeeld sociale media, maar te snel tevreden zijn met en te weinig kritisch over de gevonden informatie.
    Ik voelde mij niet thuis (misplaatst) in zijn rijtje ‘achterlopers’ (65+, niet werkend) m.b.t. de digitale kloof. Maar goed, het gaat daarbij, mag ik aannemen, om gemiddelde percentages, hoewel dat in de betreffende slide op geen enkele manier duidelijk werd gemaakt. En mogelijk ook nog op basis van verouderde data.

Na de plenaire presentaties konden nog enkele vragen worden gesteld. Meest opmerkelijke vraag kwam van een oudere heer (dik in de 80, schatte ik in): of het in de nabije toekomst mogelijk zou kunnen zijn een ‘delete’ knop voor informatie, opgeslagen in hersenen, te ontwikkelen. Professor de Haan denkt van niet, maar gelooft wel in de mogelijkheid om informatie uit de hersenen elders op te slaan (‘downloaden’).

En dan, na de lunch, was het tijd voor de parallelle sessies. Altijd moeilijk om daaruit een keuze te maken, maar wel onvermijdelijk. Zoals je ook niet tegelijk kunt leven in parallelle werelden, hoewel sommigen, enkele wiskundigen bijvoorbeeld of Alice in Wonderland, dat wel mogelijk achten, maar dat terzijde.

  • Mijn keuze was gevallen op ‘Sessie II: Oorlogsbronnen verbonden‘, waarin de ICT-projectleider van het NOB, Lizzy Jongma, en Linked Data specialist Michiel Hildebrand van Spinque, een softwarebedrijf in Utrecht, een kijkje gaven achter de schermen van de collectie-portal en de Personenportal WO2, die beide nog volop in ontwikkeling zijn. Jongma opende met te refereren aan een oud spelletje: Googlewhack, dat tussen januari 2002 en november 2009 kon worden gespeeld; daarna verdween die mogelijkheid. Het doel was om een zoekactie op te zetten waar maar 1 resultaat (‘hit’) uit zou komen. De voorwaarde voor de zoekactie was dat je slechts 2 woorden, die in een woordenboek moeten voorkomen, mocht gebruiken. Zonder aanhalingstekens. Dat zal tegenwoordig, met de huidige, gigantische hoeveelheden informatie die via internet afzoekbaar zijn, heel lastig zijn. Toch lukt het mij, onbedoeld, wel eens om geen resultaat of slechts 1 hit op het scherm te toveren. Meestal gaat het dan om namen van personen uit het verre verleden, waarbij het niet altijd zeker is of de juiste spelling is gebruikt. Wel is het zaak voor het via een database afzoekbaar maken van meer dan 10 miljoen bronnen, in dit geval dus het NOB, de resultaten voor de gebruiker zo specifiek en gericht mogelijk (weinig ‘ruis’) te presenteren. De grote moeilijkheid is daarbij om te zoeken naar de beste overeenkomst (‘matching’) tussen begrippen. Naast de overkoepelende thema’s wordt in een thesaurus daarbij gebruik gemaakt van verwante (‘related’) trefwoorden (bijvoorbeeld bunkers naast kazematten), bovenliggende (‘broader’) trefwoorden (bijvoorbeeld een brede term als verdedigingswerken tegenover bunkers) en onderliggende (‘narrower’) trefwoorden (bijvoorbeeld een onderliggende term als bommen tegenover wapens). Naast technische en programmatische problemen die nog moeten worden opgelost, of zich tijdens de ontwikkeling van de database nog kunnen voordoen, zijn ook privacy en de zich steeds veranderende wetgeving daarvoor problemen die veel aandacht vragen.

Pseudoniemen of bijnamen zijn termen waarvoor in de database een goede matching mogelijk moet worden gemaakt. Een voorbeeld dat in de presentatie  werd gegeven en mij aansprak was de bijnaam, die de NSB-burgemeester van Wormerveer kreeg. Hij werd tijdens een overval door verzetstrijders in het gemeentehuis langs de Zaanweg (mei 1944), die de bevolkingsregisters buit maakten, door de overvallers vastgebonden en in een tapijt gerold. Sindsdien noemde men hem Piet Oublie.

  • Het tweede gedeelte van de presentatie in deze sessie werd verzorgd door Michiel Hildebrand. De congresgangers werden daarmee, zo aan het eind van de netwerkdag, flink op de proef gesteld wat betreft technische kennis van zaken. De betekenis van het in het ICT-gebeuren onvermijdelijke Engelstalige jargon zal niet iedereen direct duidelijk zijn geweest: thuis nog maar eens de slides nalezen en opzoeken wat dat ook al weer is: semantic web technology, building blocks, data engineering, data modelling in graphs, back-end and front-end, linked data, data mapping. ‘Computers zijn zo dom nog niet’ was de titel van een slide met een grafische weergave van de bouwstenen van de database en de mogelijke verbanden tussen die bouwstenen. Toch wordt daarbij vergeten dat de bouwstenen en de verbanden zijn geprogrammeerd door programmeurs (ICT-mensen). Er was ook een slide met de titel ‘Computers zijn geen historici: waar was dit?’ waarop een foto van een bunker die de computer wel als een bunker zou kunnen herkennen, maar waarvan hij(?) (nog) niet de juiste locatie kan achterhalen.

Tenslotte kwamen alle deelnemers aan de Netwerkdag na de sessies weer samen in de grote zaal voor de laatste presentatie. Die had als onderwerp ‘Beeldbank Nederlands Indië (BBNI)’, gepresenteerd door acteur, fotograaf en documentairemaker Thom Hoffman. Hij lanceerde in 2015 als Cultural Professor aan de TU Delft het plan voor de bouw van de BBNI. Het doel van die beeldbank is om de kennis over het koloniale verleden te vergroten. Ook hier lag de focus op het verzamelen, digitaliseren en beschikbaar stellen van voornamelijk beeldmateriaal dat verspreid over Nederland wordt bewaard, ontsloten en onderhouden. Met name door verbanden te leggen met de collectie van NIOD en de collectie in het Museum Bronbeek hopen Hoffman en de TU Delft studenten die hieraan meewerken nieuwe inzichten te verkrijgen of te ontdekken. Enkele opmerkingen van Hoffman zijn ‘De beelden vertellen eigenlijk een ander verhaal dan de geschreven bronnen’ en ‘Het opgedeelde erfgoed wordt door het samen te brengen, erfgoed van ons allemaal’. Aan het eind van zijn presentatie gebruikte hij zelf enkele woorden van Rudy Kousbroek waarmee deze het gevoel van Nederlanders in het voormalige Nederlands Indië verwoordde: ‘schaamte, spijt, en verlangen’.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.